De koe

In de stallen van veel Zuid-Tiroolse boerderijen staan runderen. Deze dieren zijn de belangrijkste huisdieren van de mens. Het rund stamt af van de oeros, een wild rund dat allang is uitgestorven.
Runderen zijn herkauwers. Ze eten uitsluitend planten en hebben vier magen. Daarin wordt hun voedsel voorverteerd, waarna het weer omhoog naar de bek wordt geduwd. Daar wordt de voedselbrij nog een keer grondig herkauwd.
Huisrunderen leveren vlees, melk en leer. Vroeger werden ze ook als trek- en lastdier ingezet, maar tegenwoordig worden daarvoor machines gebruikt. De vrouwelijke runderen heten koeien, de mannelijke worden stieren genoemd. In de stal staan ook kalveren. Zo worden de jonge huisrunderen genoemd.
De kalveren drinken melk bij de moederkoe. De uiers van de koeien zitten vol met melk. Zodra het kalfje genoeg melk heeft gedronken, komt de boer of de boerin om de koe te melken. Deze verse melk staat even later op de ontbijttafel. Mmm… dat is lekker!
Bekende runderrassen zijn: Grauvieh (bergkoeien), roodbont, zwartbont, Fleckvieh, Pinzgauer.
De kip

Op een boerderij in de Vinschgau kakelen de kippen. Ze scharrelen in het rond en pikken graan, torretjes en plantenrestjes van de grond.
De haan kraait vol trots. Het mannetje is bonter van kleur dan de hennen. Met een luidkeels “kukeleku” roept hij zijn hennen bij elkaar.
“Kijk, kuikentjes”, zegt de boerin en wijst naar de jonge kippen. Ze zijn nog niet zo lang geleden uit de eieren gekropen, die door de hennen zijn uitgebroed. Een kip kan tot wel 300 eieren per jaar leggen. Kippen worden ook vanwege hun vlees gehouden. Kinderen zijn dol op gebraden kip.
De hond

Hilda en Florian komen op de boerderij in Zuid-Tirol aan. Als ze uit de auto stappen, worden ze enthousiast door de boerderijhond begroet.
Alle huishonden stammen van de wolf af. Duizenden jaren geleden zijn de mensen begonnen jonge wolven te temmen en op te voeden.
Uit de in het wild levende roofdieren werden zo de trouwste vrienden van de mens. Geen enkel dier heeft zo’n nauwe band met mensen als de hond.
Later werden hondenrassen voor bepaalde doeleinden gefokt. Tegenwoordig zijn er ongeveer 400 verschillende hondenrassen.
Op de Zuid-Tiroolse boerderijen worden ze meestal als waakhond gehouden, maar ook wel als jacht- en herdershond.
Hilda en Florian sluiten tijdens hun vakantie vriendschap met de boerderijhond en spelen met hem op de weide. Samen maken ze lange boswandelingen.
Ze verheugen zich nu al op hun volgende vakantie op een boerderij in Zuid-Tirol.
Het schaap

Jacob en zijn ouders rijden door het Schnalstal. Ze zien een enorme schaapskudde. De herder en zijn herdershond drijven de kudde van de ene alm naar de andere.
De dieren eten gras en andere planten. “Kijk, een jong schaapje”, zegt Jacob. Hij wijst naar een lammetje. Het mannetje met zijn horens heet ram of bok.
Schapen leveren wol, vlees en melk.
In Zuid-Tirol leven ca. 49.000 schapen.
De geit

Karel ziet een geit. Sinds mensenheugenis worden geiten als huisdieren gehouden. Geitenmelk is erg gezond. Er wordt ook wel kaas van gemaakt. Ook geitenvlees is lekker. De huid wordt tot leer verwerkt.
Er zijn ook rassen zoals de angorageit en de kasjmiergeit, die heel fijne en daardoor erg dure wol leveren.
In Zuid-Tirol leven ca. 17.000 geiten.
Het varken

Op de boerderij gaat Paula de varkensstal in. Daar knorren een heleboel varkens.
Onze huisvarkens stammen van de wilde varkens af.
Ze worden gefokt voor de slacht, zodat hun vlees gegeten kan worden. Het lekkerst vindt Paula het boerenspek, waarvan ze tijdens haar boerderijvakantie erg geniet.
“Dat is een zeug”, vertelt de boer en wijst naar een moedervarken. De jongen worden biggetjes genoemd. “En daar ligt de beer”, legt de boer uit. Zo heet een mannetjesvarken.
Varkens hebben een kort krulstaartje. In verhouding met hun zware romp zien de poten er haast sierlijk uit. Varkens zijn alleseters.
Je kunt zeggen dat iemand heeft gezwijnd. Dat betekent dat die persoon geluk heeft gehad, een echte bofferd dus.

Het paard

Linda wil heel graag leren paardrijden. Ze wil in het zadel zitten, de teugels in haar handen houden en rijden. Uiteindelijk mag ze naar een ruiterboerderij. Daar sluit ze vriendschap met een pony.
Op de weide achter de boerderij dartelen veulens in het rond. Na 11 maanden draagtijd brengt een merrie - dat is een vrouwtjespaard - een veulen ter wereld. De hengst - zo heet een mannetjespaard - staat in de stal.
Paarden eten gras, hooi en haver. Het zijn dus planteneters, maar in tegenstelling tot runderen zijn paarden geen herkauwers. Tegenwoordig worden paarden vooral gebruikt om op te rijden. Vroeger werden ze echter voor een wagen gespannen.
Sinds ongeveer 5000 jaar houdt de mens paarden als huisdier. Uit de in het wild levende dieren werden in de loop der tijd verschillende paardenrassen gefokt: grote, zware koudbloedpaarden en lichtere warmbloedpaarden. Deze laatsten zijn geschikt als rij- en recreatiepaard.
Paarden worden afhankelijk van hun kleur ingedeeld in schimmels (witte paarden), vossen (roodbruine paarden) en zwarte paarden.
In Zuid-Tirol worden op veel ruiterboerderijen Haflingers gehouden. Dat zijn middelgrote, sobere raspaarden die heel geschikt zijn om op te rijden. Haflingers hebben blonde manen.