De planten op de boerderij

De appelboom

Op een fruitboerderij krijgen de kinderen appels. “Welke soort wil je hebben?” vraagt de boerin
Aan de bomen zien de kinderen kleine en grote, rode, gele en groene appels hangen. De vruchten verschillen niet alleen qua grootte en kleur, maar ze smaken ook anders. Aan de verschillende appelbomen groeien zoetere en zure appelsoorten. Elke soort heeft een eigen naam. De ene soort is wat vroeger rijp dan de andere.
Veel kinderen houden van gebraden appels. De boerin maakt van appels ook nog appelsap, compote, gelei en appelmoes.

De kruiden- en moestuin

In de moestuin groeit sla. Alexander ontdekt kropsla, andijvie en veldsla. In de perken ernaast groeien komkommers, tomaten, bonen, aubergines, worteltjes, courgette, broccoli en bloemkool.
Alexander helpt de boerin bij het onkruid wieden. Hij is heel ijverig bezig. De boerin geeft hem daarom als beloning een wortel. Alexander is daar blij mee en bijt meteen in de knapperige oranje groente.

In de kruidentuin heeft de boerin veel verschillende kruiden geplant en gezaaid zoals bieslook, peterselie, selderie, salie, basilicum, oregano, majoraan, dille, kamille, anijs, melisse, lavendel, sint-janskruid en duizendblad.
Alles staat netjes naast elkaar, voorzien van bordjes waarop geschreven staat welk kruid het is. In de kruidentuin ruikt het erg lekker.

De wijnstok en de druiven

De wijnstok is een van de oudste cultuurgewassen ter wereld. Al rond het jaar 3500 v. Chr. werd het gewas door de Egyptenaren, Babyloniërs en Indiërs gecultiveerd. Ook de oude Grieken en Romeinen verbouwden wijndruiven. Vandaag de dag wordt in vrijwel alle regio’s op aarde wijn verbouwd, maar de landen rond de Middellandse Zee blijven door hun milde en warme klimaat het wereldwijd grootste en belangrijkste wijnbouwgebied.
De wijnstok is lid van de wijnstokfamilie; de druif is de vrucht. Er wordt onderscheid gemaakt tussen rode en witte wijnsoorten.
In de herfst worden de druiven geoogst en als tafeldruiven gegeten. Druiven die niet voor consumptie bestemd zijn, worden geperst en verder verwerkt tot druivensap of wijn. Van de droesem dat na het persen achterblijft, wordt schnaps gemaakt. Het druivensap kan ook verder worden verwerkt tot sekt of wijnazijn.
Gedroogde druiven worden rozijnen genoemd, de pitloze vruchten noemt men sultana’s.
Het blad van de wijnstok heeft de vorm van een hand en is aan de onderkant meestal zijdeachtig behaard. Elke druivensoort ziet er anders uit. Druiven hebben een ronde of ovalen vorm en het kleurenspectrum strekt zich uit van groenachtig en gelig tot roodachtig of blauw. De druiven bevatten druivensuiker dat extra snel in het bloed wordt opgenomen en direct energie levert.